Onderzoek schadeafhandeling
In mei 2023 heeft David Schelfhout van het Utrechtse adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) een artikel geschreven over de lessen uit schadeafhandeling in Groningen en Limburg. Naar aanleiding daarvan hebben we AEF gevraagd om de Utrechtse aanpak van kelderherstel te analyseren.
Daarbij was de vraag om te leren van de lessen uit het herstel van schade door de Rijksoverheid in Groningen (gevolgen gaswinning) en Limburg (schade door overstromingen in juli 2021). AEF heeft op basis van bestaande documenten en gesprekken met direct betrokkenen (gemeente, keldereigenaren, aannemers) geanalyseerd hoe de Utrechtse aanpak van het kelderherstel in de praktijk uitpakt.
AEF beschrijft dat schadeafhandeling altijd een evenwichtsoefening is tussen eenvoud, maatwerk en gelijkheid. Het kan niet alledrie tegelijk, vandaar dat AEF spreekt van een ‘trilemma’. In de praktijk in Groningen en Limburg leidt dit tot spanning tussen over- en ondercompensatie van gedupeerden, waarbij aanvankelijke ondercompensatie soms kan doorslaan in overcompensatie. Bij de schadeafhandeling in Groningen en Limburg is sprake van 4 knelpunten: (1) een knellend wettelijk kader, (2) te veel op het bordje van de eigenaar, (3) verwachtingenmanagement schiet tekort en (4) overheid komt tegenover de burger te staan.
Volgens AEF is de kans beperkt dat Utrecht tegen de dezelfde knelpunten aanloopt als in Groningen en Limburg. Dat komt omdat de Utrechtse aanpak met een subsidieregeling voor herstelkosten duidelijk verschilt van de aanpak in Groningen en Limburg. De aanpak in Utrecht heeft volgens AEF een toekomstgericht karakter, streeft naar het vermijden van (slepende) discussies over aansprakelijkheid, en kent door de tijdelijke subsidieregeling een pragmatische benadering voor kostenregeling. AEF is positief over deze keuzes. Met de keuze voor subsidie wordt het eerste knelpunt ondervangen. Het derde en vierde knelpunt worden ondervangen door de keuze voor samenwerking en het financieel, technisch en organisatorisch ondersteunen van keldereigenaren.
Het tweede knelpunt is volgens AEF in Utrecht wel een aandachtspunt. Het herstel van kelders is complex. AEF schat in dat er, ondanks alle ondersteuning door de gemeente, teveel op het bordje van de keldereigenaren ligt en de gemeente teveel verwacht van de keldereigenaren.
Adviezen
AEF geeft in haar rapport drie adviezen, namelijk:
- Neem in de definitieve kostenregeling naast de twee eerder vastgestelde varianten (‘bewijsvermoeden’ en ‘expert oordeel’) ook de huidige, pragmatische en herstelgerichte systematiek van de tijdelijke subsidieregeling mee als optie in de besluitvorming. De inschatting van AEF is dat deze variant het meest ondersteunend is aan het behoud van erfgoed, voorkomen van schade en herstel van vertrouwen. Bij de andere twee varianten ziet AEF veel sterkere risico’s op verdere juridisering en verslechterende verhoudingen.
- Ga na of verdere vereenvoudiging van de herstelaanpak mogelijk is en of de gemeente het herstelproces voor eigenaren voorspelbaarder kan maken, beter kan structureren en keldereigenaren nog verder kan ontzorgen.
Versterk de regie op het herstel van de kelders. De gemeente zou de huidige aanpak van kelderherstel samen met individuele eigenaren in de toekomst moeten combineren met een meer gecoördineerde aanpak per rak of straat, geprogrammeerd in overleg met nutsbedrijven.
Advies Raad voor de Leefomgeving over funderingsschade
In dezelfde periode heeft de Raad voor de Leefomgeving onderzoek gedaan naar de afhandeling van schade aan de funderingen van woningen. Dit heeft geen betrekking op panden in het wervengebied, maar de problematiek is voor een groot deel vergelijkbaar. De Raad voor de Leefomgeving geeft advies voor een nationale aanpak van het probleem van verzakkende funderingen van woningen. Daarin gaat de raad ook in op de verdeling van de kosten.
De raad schrijft (pagina 71 van het rapport): “We concludeerden al vroeg in ons adviestraject dat de juridische route, waarbij de mate van aansprakelijkheid voor funderingsschade bepalend is voor de mate van compensatie die de overheid aan gedupeerden toekent, geen uitkomst biedt. Het is onwenselijk dat elk afzonderlijk geval tot in de details moet worden ontleed en betwist alvorens eventueel tot herstel wordt overgegaan. Dat is een recept voor slepende conflicten en ontevreden burgers, die toch al weinig vertrouwen hebben in de overheid. Bovendien blijkt het, gegeven de complexiteit van de geologische processen in de bodem en de watersystemen, vrijwel onmogelijk om een eenduidige oorzaak van funderingsschade aan te wijzen. Wij hebben daarom gekozen voor een aanpak die is gebaseerd op wederzijds vertrouwen en welwillendheid. Wie te maken heeft met funderingsproblematiek moet – zonder zware bewijslast ten aanzien van de oorzaak – procesmatige ondersteuning kunnen krijgen vanuit het door ons voorgestelde funderingsloket. Daarnaast pleiten wij voor financiële ondersteuning van gedupeerden zolang er nog geen sprake is van een vastgoedmarkt waarin de kans op funderingsschade naar behoren is verwerkt in de prijs van woningen. (…).”
Op pagina 147 adviseert de raad een subsidie te geven van 70 procent voor de kosten van het opstellen van een herstelplan en 40 procent subsidie voor de kosten voor de uitvoering van het herstel van de fundering.